Welke hulp door wijkteams werkt het beste? Na een verkenning van de werkzame en belemmerende factoren van zes wijkteams in Holland Rijnland, ontwikkelde promovenda Laura Nooteboom met professionals een evaluatietool.
De stelselwijziging was net een feit en de pas opgerichte wijkteams moesten in 2015 dé oplossing vormen om jeugdhulp te transformeren. Laura Nooteboom startte als vers afgestudeerd psychologe in zo’n wijkteam – ze verving een medewerker vanwege zwangerschapsverlof. Ze zag hoe wijkteamwerkers zochten naar hoe ze de beste hulp konden bieden. Dus bedacht ze zich geen moment toen de werkplaats SAMEN een vacature openstelde voor onderzoek naar multidisciplinaire wijkteams in Holland Rijnland en Den Haag.
‘Gedurende het eerste jaar van Gezin aan Zet hebben we bij zes wijkteams (ook wel jeugd- en gezinsteams of buurtteams genoemd) gekeken waar zij tegenaan lopen in hun dagelijks werk. We concludeerden dat er op drie niveaus belemmerende factoren spelen: op organisatieniveau, bij het team en de professional zelf.’
1 lijn
Op organisatieniveau speelde de vraag of een team onderdeel moest vormen van de gemeente of dat medewerkers bij de jeugdorganisaties hoorden. En zijn wijkteamwerkers generalisten of specialisten? ‘In de praktijk verschilt dit afhankelijk van wijk en behoefte’, vertelt Laura. ‘Teams vroegen zich verder ook af of ze beter maatwerk kunnen leveren als zelfsturende organisatie of wanneer een manager het team leidt. Overigens lijkt dat voor de hulpverlening niet uit te maken. Maatwerk organiseren blijft altijd ingewikkeld’, weet Laura inmiddels, ‘en naarmate mensen langer met elkaar werken, weten ze beter wie welke taak het best op zich kan nemen.’
Zelfsturend team of een manager aan het hoofd – maatwerk organiseren blijft lastig
Op teamniveau bleek samenwerking ingewikkeld, mede door de vele personeelswisselingen. ‘Logisch, want medewerkers ontdekten dat een wijkteam toch niet bij hen paste of er was andere expertise nodig. Soms ook wisten hulpverleners nog niet wie op welke plek zat – dat laatste is intussen gelukkig duidelijker geworden.’ De kersverse wijkteams vroegen zich ook af op welke manier casuïstiek het best besproken kon worden. Laura: ‘Vergadermomenten genoeg, maar hoe structureer je die zo, dat er verdieping plaatsvindt in de gesprekken, zodat je er echt iets aan hebt?’
Op het niveau van de professional bestond vraag waar de grenzen van de eigen expertise liggen. ‘Na verloop van tijd weten wijkwerkers steeds meer, maar wanneer schakel je toch andere expertise in? Zeker als je bedenkt dat een gezin niet blij wordt van te veel verschillende hulpverleners…’
Ook op dit niveau vroegen medewerkers zich af of ze nou specialist of generalist zijn. ‘Als je niet weet wat er van je wordt verwacht, heeft dat immers gevolgen voor je werkplezier: je moet op je tenen lopen of krijgt het gevoel dat je niks zelf mag oplossen.’
Vragen
Hoewel de 6 wijkteams verschillen in opzet, komen een aantal algemeen werkzame factoren naar voren. Zo hebben de multidisciplinaire teams waarin verschillende organisaties zijn vertegenwoordigd korte lijntjes met het onderwijs en de huisarts en is iedereen goed op de hoogte van het lokale hulpaanbod.
De professionals zijn verder meer zichtbaar voor wijkbewoners, omdat ze soms letterlijk in het politiebureau of een school zitten. Doordat organisaties al met elkaar aan tafel zitten, vinden ze ook elkaar sneller. ‘Een mooi voorbeeld vond ik een wijkteam een fractielid “adopteerde”, dat af en toe meeliep en -dacht’, vertelt Laura. De bevindingen nam hij weer mee naar de gemeenteraad, om beleid eventueel aan te passen.’
Ook blijken wijkteamwerkers te kijken wat een gezin zelf kan oppakken en betrekken het gezin bij besluiten over hulpverlening. ‘Bijvoorbeeld door hulpverleningsplannen online te zetten, zodat gezinnen daar ook in kunnen aangeven wat ze zelf (willen) doen en kunnen.’
Een wijkteam adopteerde een fractielid, die zijn ervaringen meenam naar de gemeenteraad
Observaties
Ouders zijn binnen Gezin aan Zet bevraagd over hun visie op transformatie. Hun aanbevelingen? Bied keuzemogelijkheden voor hulptrajecten aan, zodat een gezin zelf kan kiezen wat het beste past. Zorg voor een gelijkwaardige relatie tussen ouders en hulpverleners. Laura: ‘Ze zeggen: “Neem ons altijd mee in besluitvorming, zelfs als de veiligheid van kinderen in het geding is”. Door autonomie en de kracht in een gezin te versterken, kunnen ouders en kinderen immers ook groeien.’
Omdat er behoefte blijkt om te weten hoe teams casussen effectief kunnen evalueren over geboden hulp en daarvan kunnen leren, is een evaluatietool ontwikkeld. ‘We hebben zeker honderd observaties gedaan om te bepalen welke elementen een evaluatie zinvol maken’, herinnert Laura zich. ‘De randvoorwaarden om goed te evalueren en reflecteren en in intervisie te gebruiken, hebben we in een praktische handleiding voor professionals verwerkt. Zo stel je vast wat je evalueert – het doel –, wie betrokken moet worden – niet iedereen hoeft altijd aan te schuiven – en hoe je zorgt dat professionals werkelijk durven delen waar ze tegenaan lopen.’
Reflectief
‘Doordat de wijkprofessionals zelf meededen aan het ontwikkelen van de handleiding, gingen ze onbewust al meer reflectief te werk’, merkte Laura. ‘Bovendien verkleint het de stap om de handleiding in te zetten als je ‘m samen ontwikkelt. Daardoor kunnen andere wijkteams in andere gemeenten de methode ook eenvoudig gebruiken.’
Toch ziet ze nog wel een uitdaging om te zorgen dat de handleiding ook op langere termijn niet uit het zicht verdwijnt, bijvoorbeeld als de professionals betrokken bij dit actieonderzoek van baan wisselen. Ze is daarom blij dat ZonMw het voor andere Nederlandse gemeenten mogelijk maakt om de tool te kunnen proberen. ‘Een tool invoeren in een organisatie vergt blijvend aandacht. Hoe vaak vind je het gebruik van het evaluatie-instrument wenselijk? Moet je het verplichten?’ Laura stelt vast: ‘Samen actieonderzoek doen is voor beleidsmakers, onderzoekers en professionals hard werken. Het zou mooi zijn als we ons vervolgens samen sterk maken om de veranderingen vast te houden.’