Om ervaringen en kennis breed te delen, is binding houden met de ‘moederorganisatie’ belangrijk. Net als de verbindingsfunctionarissen bij SAMEN, doet Sarah Soenen dat voor het samenwerkingsverband Beter Thuis. ‘Kijk niet alleen naar gezinssituaties met je eigen professionele bril op’.
Parkeer je eigen ervaring, denk out-of-the-box
Medewerkers van 3 organisaties bieden als team hulp aan gezinnen met meervoudige en complexe problemen. Dat is het samenwerkingsverband Beter Thuis. Sarah Soenen is een kleine drie jaar projectleider van Beter Thuis: aan haar de taak om te zorgen dat de medewerkers – die uit drie verschillende organisaties komen, met elk hun eigen visie, werkwijzen, misschien wel “ander DNA” – echt gezamenlijk optrekken. ‘Daarbij is van belang: Sta je open voor nieuwe werkwijzen en voor hoe een ander kijkt naar een gezin? Want samenwerken in een team van professionals met elk een eigen moederorganisatie is topsport. Je moet én je eigen expertise behouden én anders durven kijken naar wat nodig is.’
Echt in huis
Sarah zocht met de teams van Beter Thuis, inmiddels een in Zoetermeer en 2 in Den Haag, naar gemeenschappelijke waarden. Samen ontdekten ze overeenkomsten in wat iedereen nodig vindt in deze complexe gezinnen door middel van gesprekken, maar ook door het analyseren van gezinnen waar al twintig jaar hulpverleners rondlopen zonder dat er blijvend iets verandert. ‘Gezinnen vertelden ons: “Niemand was echt bij ons in huis, niemand wist dat we vooral wilden dat ons kind gewoon naar school ging.”’
‘Het lastige is dat alle hulpverleners met hun eigen bril kijken: is de pedagogische inschatting dat de situatie veilig is, is er psychiatrisch gezien weinig risico? Niemand kijkt naar het geheel. Dat is logisch, want het bied zekerheid om je aan het protocol van je organisatie te houden of vast te houden aan hetgeen jij geleerd hebt in je opleiding. Zeker als er acute problemen zijn in een gezin, is de kans groot dat je in die reactie schiet.’
Ook het financiële systeem is gefragmenteerd, stelt Sarah vast. ‘Vaak zet je hulp in met het kader van de financier als uitgangspunt. Wij zouden graag met de gemeenten profielfinanciering onderzoeken: welke hulp is nodig, in welke combinaties en wat kost dat over het algemeen?’
Coaching
‘Vooraf schatten we in of het handig is dat een medewerker expertise heeft op gebied van LVB, GGZ of jeugdhulp. 6 weken lang lopen 2 medewerkers letterlijk mee in het gezin. Daarna vindt multidisciplinair overleg plaats, dat wordt besproken met het gezin, waarna professionals en gezinsleden een plan van aanpak formuleren. Elke 6 weken vindt opnieuw overleg plaats om te evalueren of er nog steeds gebeurt wat nodig is.’
Van medewerkers vraagt de samenwerking om de eigen ervaring en werkwijzen soms even te parkeren, zodat je out-of-the-box kunt denken. ‘Je probeert steeds terug te gaan naar: wat is goed voor het gezin, wat vindt het gezin er zelf van? Als professional moet je ermee kunnen dealen dat het soms schuurt, je moet je mening durven geven en nieuwsgierig blijven naar de ander. Daar selecteer ik mensen op. Van mij vraagt het veel coaching. Als projectleider moet je veel geduld hebben, kunnen denken in processen en accepteren dat het even niet lekker loopt. Je moet positief blijven, ook als het knalt tussen professionals onderling of wanneer het spaak loopt in de samenwerking tussen professionals en gezin. Wat ging er wel goed?’
Pittig
Voor de samenwerkende professionals binnen Beter Thuis is het nog zoeken naar de verbinding met hun moederorganisatie. ‘De band met de eigen organisatie is minder, want de meeste professionals werken drie dagen voor Beter Thuis. Contact houden met de eigen organisatie wordt gemakkelijker als ze daar al langer werkten – je kent collega’s en weet wie je kunt inzetten voor Beter Thuis. Maar twee banen hebben is pittig, met vergaderingen en alles wat erbij hoort. We zijn dus nog zoekende hoe je de binding met de eigen organisatie houdt zodat je de kennis en vaardigheden kunt inzetten voor Beter Thuis. En je tegelijk dat wat je hebt geleerd over samenwerken en over deze gezinnen meeneemt naar je moederorganisatie.’
Momenteel vindt onderzoek plaats naar welke competenties medewerkers nodig hebben om integraal samen te werken. Ook gaan we kijken hoe we de volwassen-GGZ kunnen aanhaken voor integrale hulp aan gezinnen. Ten slotte wordt met hulp van het transformatiefonds gewerkt aan een doelgroepomschrijving en evaluatie van zorg. ‘We proberen in kaart te brengen wat we precies doen en wat waarom werkt.’
Sarah merkt dat de nieuwsgierigheid naar de samenwerking vanuit de betrokken organisaties toeneemt. Ze vertelt dan ook regelmatig in presentaties aan medewerkers en managers in de 3 instellingen hoe gezinnen zo meer integraal geholpen zijn. Ook koppelt ze terug aan bijvoorbeeld het CJG hoe zij misschien eerder kunnen insteken op problemen, zodat die minder uit de hand lopen. Verder horen hulpverleners die voorheen betrokken waren bij het gezin van de teams hoe het nu gaat en dat werkt inspirerend.
Al doende leren en ervaren
Indirecte tijd
De samenwerkende professionals overleggen regelmatig met hun eigen team, maar ook is er om de zoveel tijd overleg met alle 3 de teams tegelijk over casussen. Zo kunnen ook andere professionals met hun invalshoek meedenken en verloopt het overpakken van een casus soepeler als een medewerker ziek wordt.
Samenwerken kost ook veel indirecte tijd, merkt Sarah. De verbindingsfunctionarissen van SAMEN adviseert ze: ‘Het is nodig om elkaar te ontmoeten, samen te reflecteren en leren, ook zónder dat het direct tot iets leidt. Dat is lastig, want wie financiert die tijd als het resultaat niet direct zichtbaar is? Tegelijk moet je soms als verbindend projectleider zeggen: “Stop met lullen, nu gaan we al doende leren en ervaren”. Als projectleider en beleidsmaker moet je in elk geval dichtbij de professionals en het gezin blijven om ze goed te kunnen coachen.’