Er is een prachtige methodiek die zeker van nut is voor de praktijk. Maar het invoeren lukt maar matig. Om dat te voorkomen vloog het netwerk SAMEN het bij de methodiek Gezamenlijk Inschatten Zorgbehoeften vanaf het begin anders aan. Beleidsmedewerker Priscilla Stikkolorum: ‘Je creëert draagvlak als je samen onderzoekt wat werkt.’
Je wilt geen cliënten betrekken, je wilt samen beslissen
Waarom actieonderzoek naar implementatie van de methodiek Gezamenlijk Inschatten Zorgbehoeften?
‘Voordat je een methodiek invoert, wil je weten of het effectief is. Mooi is dat in het onderzoek naar GIZ van onderop werd gekeken of het helpt om zo samen zorgbehoeften in te schatten. Want je wilt cliënten niet “betrekken”, je wilt samen met de klant beslissen over hulp. Uit 3 instrumenten kwam de GIZ daarin als beste naar voren.’
Wat is de rol van gemeenten binnen zulk onderzoek?
‘Als gemeente wilden we graag de administratieve druk voor professionals verminderen en voorkomen dat ouders en kinderen telkens opnieuw hun verhaal moeten doen. Met zo’n gemeenschappelijk instrument voorkom je dat iedereen met zijn eigen behandelplan werkt, wat overdracht en een doorgaande lijn bemoeilijkt omdat je niet dezelfde taal gebruikt.
Zonder SAMEN zou ik nooit op dit idee zijn gekomen
Omdat we als gemeenten sinds de transitie verantwoordelijk werden voor zorg van basis- tot gespecialiseerd niveau, leek het logisch om zorgbehoeften op eenzelfde manier in te schatten. Bovendien wil je lokaal inzicht krijgen in wat er speelt, zodat je (preventief) beleid kunt maken. Vervolgens wil de gemeente natuurlijk dat de GIZ ook effectief wordt ingevoerd bij organisaties.’
Wat was lastig bij het invoeren van 1 triage-instrument?
‘Door de transitie wilden we natuurlijk ook aansluiten op de transformatiedoelen. Zoals “ruimte bieden voor professionals”. De kritiek was dan ook dat zij nu niet kunnen kiezen, maar sowieso voor de GIZ moeten gaan. Dat is misschien waar, maar het mooie is wel dat je een generiek beeld vanaf de basisvoorziening krijgt, dat bovendien het cliëntperspectief meteen meeneemt.’
Waarom heeft Rijswijk niet gewoon 1 onderzoeksinstituut de GIZ laten evalueren?
‘Juist door alle stakeholders te betrekken, onderzoek je veel meer. Anders vergeet je perspectieven. Daarnaast voelt het voor mede-onderzoekende partijen niet zozeer als een methodiek die door ons wordt opgelegd. Dat helpt bij het verkrijgen van draagvlak voor het daadwerkelijk invoeren van de GIZ.
Niet dat alle vragen zijn opgelost. Moet er bijvoorbeeld een sociale kaart gekoppeld worden aan de GIZ? Dat kan handig zijn bij de digitale GIZ, dan kun je ouders meteen laten zien en kiezen wat mogelijk is aan hulp. Tegelijk zeggen sommige professionals: “Ik kom er wel uit met mijn eigen uitgebreide ‘kaartenbak’”.
Moet de gemeente voorzien in zo’n sociale kaart of is dat aan de aanbieders? Dit soort infrastructurele discussies komen juist op als je met verschillende partijen om tafel kruipt.’
Waarin ligt het voordeel van samen ontwikkelen?
‘Denk alleen al aan de toevoeging van onderzoek en opleidingen. Natuurlijk kun je GIZ invoeren door “training-on-the-job”, maar hoe mooi is het dat studenten Social Work op de Haagse Hogeschool de GIZ al als methode meekrijgen in hun lescurriculum? Dat was zonder samenwerking niet zo snel gelukt.’
Wat heb je zelf geleerd?
‘Hoe waardevol het is om gedurende het gehele traject mensen met verschillende expertise te betrekken. Ook zie ik hoeveel aandacht implementatie vraagt. Het is niet een kwestie van samen ontwikkelen en invoeren. Je moet tijd nemen om een methodiek grondig in de organisatie te brengen.
De GIZ-coördinatoren, een soort ambassadeurs in de organisaties, zijn daarvoor echt nodig. Het vraagt echt een kanteling in de organisatie, dat kun je niet zomaar even van bovenaf opleggen. Ook daar moet je het samen doen, met professionals, bestuurders, ouders.’
Wat zou je binnen het netwerk nog willen onderzoeken?
‘Nu werken alle organisaties nog met hun eigen digitale cliëntvolgsystemen. Graag zou ik een manier vinden om met de GIZ informatie over de voortgang van een gezin uit die systemen te halen. Waardoor alle betrokken partijen in 1 oogopslag kunnen zien waar de hulp startte, hoe het halverwege ging en waar ouders en kinderen op het eind staan.
Die tool zou dan ook cumulatieve informatie over meerdere gezinnen kunnen genereren. Zo kunnen cliënten zien welke ontwikkeling ze hebben doormaakt, zien aanbieders wat werkt en wat niet en kan de gemeente haar beleid zo nodig aanpassen.’
Waarop ben je trots?
‘Dat er een netwerk is waar we elkaar nog steeds vinden.’
Wat hoop je voor de toekomst?
‘Graag zou ik ook met een meer lokaal netwerk, opgezet als het bovenregionale SAMEN, structureel naar zorgaanbod willen kijken. Zodat we heel lokaal samen met praktijk, cliënten en beleid kunnen leren wat nodig is en dat samen ontwikkelen. Op dat idee zou ik overigens nooit zijn gekomen zonder de ervaring met SAMEN.’