Gezinssituaties analyseren en besluiten nemen over de juiste hulp was lang de expertise van professionals alleen. Van die benadering moeten professionals afstappen, merkte Marjanne Bontje bij het ontwikkelen van de GIZ-methodiek. ‘Passende hulp kun je alleen vormgeven mét ouders en kinderen.’
Ik ontdekte: niemand wil een risicogroep zijn
‘Nooit had ik gedacht dat GIZ zo groot zou worden. 10 jaar geleden wilden we vanuit de werkplaats SAMEN iets ontwikkelen voor de toen net opgerichte CJG’s. Een methode waarmee niet alleen de jeugdgezondheidszorg, maar ook de jeugdhulp zou kunnen werken. Het is prachtig om te zien dat we nu dankzij SAMEN een methodiek hebben ontwikkeld die zo geaccepteerd is, dat iedereen ermee wil werken: ouders en professionals in het brede jeugdveld. En dat een regionaal ontwikkelde werkwijze van de werkplaats SAMEN nu landelijk wordt verspreid door het NCJ.’
Aan het woord is Marjanne Bontje, de initiator van de GIZ, een van de succesproducten van SAMEN. Indertijd ontstond de wens voor een manier om zorgbehoeften van ouders en kinderen beter in kaart te krijgen, door twee tegengestelde constateringen. Marjanne: ‘We zagen: kinderen en ouders ontvangen geen hulp omdat professionals ze niet of te laat in beeld krijgen óf ze krijgen meer hulp dan nodig.’
Mismatch tussen verleende en benodigde hulp
Signaleren moest dus verbeteren, bijvoorbeeld door ook andere factoren mee te wegen, zoals opgroeien in armoede, te maken hebben met pesten of kindermishandeling. Tegelijk nam ook in die tijd de zorgvraag al toe en daarmee de vraag of professionals niet te veel problematiseren. ‘Dat is namelijk óók geen passende hulp.
Marjanne ging het gesprek aan met professionals in de preventieve hoek en met ouders en jongeren in focusgroepen. In gesprek met gezinnen ontdekte ze iets cruciaals: niemand wil een risicogroep zijn. ‘Ik besefte: passende hulp kun je daarom alleen vormgeven mét ouders en kinderen.’
Normaliseren
GIZ vraagt van professionals om transparant te zijn over de kaders waarin je denkt en om informatie van cliënten op waarde te schatten. ‘Natuurlijk zijn er manieren om te beoordelen of hulp nodig is, met vragenlijsten, gespreksmethodieken. Maar telkens ontbreken er elementen, bijvoorbeeld omdat alleen de eigenschappen van kinderen worden meegewogen, terwijl ook omgeving van belang is. Je moet dus breed kijken naar factoren die een deel van de oplossing in zich dragen, als buffer dienen of focussen op wat wél goed gaat. Dat sluit aan op de eigen kracht van gezinnen en bij normaliseren.’
De methodiek is als theoretisch goed onderbouwd opgenomen in de databank Effectieve Interventies van het NJI en met vervolgsubsidie zijn de effecten van GIZ onderzocht in de jeugdgezondheidszorg. Zo blijkt er meer overeenstemming over de zorgen te zijn tussen ouders en hulpverleners, is de tevredenheid van ouders groter, is er meer overeenstemming over het advies en geven ouders na afloop van het gesprek met de GIZ-methodiek aan minder zorgen te hebben, zelfs als ze voorafgaand aan GIZ meer hulp ontvingen. ‘Dat laatste is een onverwacht effect. Waarschijnlijk legt GIZ het accent op een meer realistische verwachting van de ontwikkeling van kinderen en op wat wél goed gaat.’
Aansluiten op eigen kracht van gezinnen
GIZ helpt de focus van professionals verbreden naar beschermende en risicofactoren: opvoeding en omgeving worden significant meer besproken dan in hulptrajecten zonder GIZ. Maar ook ouders zijn zich bewuster dat het niet alleen om het kind gaat, maar dat ook andere factoren invloed hebben op kinderen.
Afvinken
In het ontwikkel- en onderzoekstraject zijn vanaf het begin ouders betrokken om te horen wat ze vinden en (anders) willen: in focusgroepen, tijdens een proefimplementatie, bij het ontwikkelen van de digitale tool. ‘Door uitproberen en evalueren met ouders ontdekten we dat ouders de voorkeur geven aan pictogrammen in plaats van tekst bij de digitale GIZ, ontwikkeld met TNO. Sowieso benadrukken ouders het belang van visuele hulpmiddelen om het gesprek te ondersteunen.’
Marjanne: ‘Nu is de uitdaging om GIZ in heel Nederland, in alle jeugdsectoren in te voeren en ook nog zonder dat het een doel op zich wordt. Het is geen schemaatje om even af te vinken. Als professional en ouder analyseer je echt samen en dat vergt van professionals dat je verdiepende vragen kunt stellen en over motiverende, oplossingsgerichte gespreksvaardigheden moet beschikken.’
Shared decisionmaking in de zorg voor jeugd bevorderen
Marjanne hoopt voor de toekomst dat iedereen werkzaam met jeugd GIZ gebruikt als basismethodiek. ‘Zo nodig aangevuld met andere methodieken, bij specifieke of zwaardere vragen. Het voordeel van de GIZ gebruiken in verschillende sectoren binnen zorg voor jeugd, is dat professionals en gezinnen een gezamenlijke taal ontwikkelen en meer continuïteit van zorg is.’ Dat GIZ door kraamverzorgenden straks wordt ingezet is, juicht Marjanne dan ook toe.
Normaliseren past helemaal in Marjannes straatje. Toch twijfelde ze of wilde promoveren op GIZ. ‘Een promotietraject duurt lang en ik doe het als buitenpromovenda naast mijn werk bij de GGD. Maar ik ga ervoor vanwege het succes van GIZ en omdat ik graag bijdraag aan het verder onderbouwen ervan. En ik vind het belangrijk om de wetenschappelijke discussie te voeren over methoden die shared decisionmaking in de zorg voor jeugd bevorderen.’