Ze noemt zichzelf een echte believer van de werkplaatsen. Clusterhoofd Jeugd Vicky Verschoor maakte vanuit ZonMw de afgelopen tien jaar toepasbaar onderzoek voor het jeugdveld mogelijk. ‘Verschillende perspectieven in onderzoek zorgen voor innovatie en impact.’
Hoe kwamen jullie op het opzetten van werkplaatsen jeugd?
‘ZonMw wil graag de maatschappelijke impact van beleid, praktijk, onderzoek en onderwijs stimuleren. We denken dat je echt kunt bijdragen aan maatschappelijke impact en innovatie door regionale samenwerking in het jeugdveld. Bij het cluster Publieke Gezondheid van ZonMw bestonden al Academische Werkplaatsen en op die leest hebben we voortgebouwd.’
Wat was in 2010 ZonMw’s doel met de Academische Werkplaatsen?
‘André Rouvoet, de eerste en enige minister van het programmaministerie Jeugd en Gezin (2007-2010), stelde vast: “We doen veel voor jeugd, maar weten niet goed wat werkt en waarom.” Dus investeerde het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en nam ZonMw de onderzoeksprogrammering voor haar rekening.
We begonnen landelijk met onderzoek naar signaleringsinstrumenten en interventies. Vanuit die enorme hoeveelheid effectiviteitsonderzoeken ontstond de wens om ook een kennisinfrastructuur op te bouwen. Zodat we met langdurige samenwerkingsverbanden verschillende perspectieven uit de praktijk en onderzoek bij elkaar konden brengen voor een brede, kansrijke en optimale gezondheid van jeugd.’
En toen kwam de decentralisatie…
‘Alle spelers stonden nét op het schaakbord toen de eerste ideeën voor de transitie opkwamen. Iedereen was zich er dus vrij snel na de opstart in 2010 van bewust dat de context zou veranderen. Voor sommige werkplaatsen lastig – zo moest de werkplaats Risicojeugd onderzoeksplannen bijstellen omdat opeens de helft van de justitiële jeugdinrichtingen sloot. Voor sommige projecten pakte het juist goed uit.
Zo was de werkplaats Groningen, C4Youth, al van plan om uit te zoeken welke jongeren in de regio jeugdhulp ontvangen en waarom. Die informatie vormde vervolgens het vertrekpunt voor de gewenste transformatie in Groningen. Voor SAMEN bleek GIZ (Gezamenlijk Inschatten Zorgbehoeften)-methodiek precies te passen in de transformatiegedachte om altijd samen met ouders te zoeken naar de juiste hulp.’
Alle spelers stonden net op het schaakbord toen de decentralisatie zich aankondigde
Hoe stimuleer je innovatie?
‘Van 2010-2016 vond binnen de werkplaatsen vooral veel praktijkgericht effectonderzoek plaats. In de periode van 2015-2020 ontstond meer actieonderzoek met de praktijk. Dat betekent voor ZonMw en de programmacommissie (bestaande uit deskundigen uit verschillende sectoren) een andere manier van monitoren en beoordelen. Want waar het bij effectonderzoek de bedoeling is om vooral hetzelfde te blijven werken zodat je de uitkomst kunt meten, moet je bij actieonderzoek juist gaandeweg veranderen, innovaties invoeren, kijken hoe dat uitpakt en vervolgens weer bijstellen. Er is ook geen vaste stip op de horizon: je moet onderweg links- of rechtsaf kunnen slaan.’
Met welke resultaten ben je tevreden?
‘De werkplaatsen hebben bijgedragen aan de herwaardering van onderzoek in en met de praktijk, waarbij de resultaten direct tot verbetering leiden. Ik ben ook blij dat gemeenten de laatste jaren meer betrokken zijn, mede door de decentralisatie. Een goede ontwikkeling. Soms willen gemeenten trouwens iets te snel resultaten zien en is het zoeken naar wat je nu wel kunt bieden. Tenslotte is het goed dat iedereen inmiddels is doordrongen van het nut en de noodzaak van participatie van ouders en jongeren. Naar hun wensen en behoeften wordt beter geluisterd.’
Iedereen is inmiddels doordrongen van het nut om ouders en kinderen te betrekken
Hoe zorg je voor voldoende uitwisseling op landelijk niveau?
‘Het is zoeken naar hoe je landelijke kennisontwikkeling vertaalt naar regionale toepassing en andersom hoe je lokale bevindingen generaliseert naar de rest van Nederland. Toch proberen we dat, door uitwisseling te stimuleren tijdens bijeenkomsten, kennis uit te wisselen tussen werkplaatsen en kennisinstituten en -centra, zodat bevindingen worden opgenomen in hun kennisdossiers en landelijke richtlijnen. En natuurlijk vertellen onderzoekers zelf op congressen over de resultaten.’
Goed dat SAMEN de samenwerking doorzet met een ledenbijdrage?
‘Samenwerking houdt alleen stand als alle partners er iets instoppen én uithalen. Daarom vind ik de fee heel slim. De financieringswijze vormt een waarborg voor de samenwerking en houdt leden tevens een spiegel voor: vind ik het waard om mee te werken? Tegelijk vraagt het veel van de coördinator om de neuzen dezelfde kant op te houden.’
Wat heb je geleerd?
‘Ik ben echt een believer: je krijgt echt beter toepasbaar onderzoek door de werkplaatsen. Ik zie de pareltjes voorbijkomen: soms is de inkt van een onderzoek nog niet droog of het is al ingevoerd – denk aan de GIZ van SAMEN.
De “formule” werkplaatsen hebben we intussen ook in andere sectoren ingezet: er bestaan nu ook werkplaatsen ouderen en werkplaatsen verstandelijke beperkingen.’
Wat is nog nodig?
‘Het zijn spannende tijden. Deels omdat de financiering van het jeugdveld onder druk staat, deels doordat bepaald onderzoek geen doorgang vindt vanwege het coronavirus. Aan de andere kant zie ik kansen, want juist een werkplaats kan goed inspelen op een veranderende omgeving. Het liefst wens ik rust en ruimte voor de werkplaatsen om alle plannen uit te kunnen voeren. In de tussentijd hoop ik dat de samenwerkende partijen de goede relaties proberen op te bouwen en te behouden.’